Naar Ishkashim
Nog een beetje rillerig fiets ik op mijn verjaardag naar de Wakhan-vallei. Ik was ’s morgens verrast door het personeel van de Pamir Lodge toen ze mij feliciteerden. Jef en Katrien hadden de dag ervoor een reep chocolade en een kaartje voor mij achtergelaten met daarop gelukwensen en zodoende wist het personeel van mijn jaardag. 😊

Ik fiets Khorog uit en begin met een klein klimmetje dat mij direct doet twijfelen aan mijn beslissing om te vertrekken. De route voert richting Ishkashim door een smal dal uitgesleten door de Panj-rivier langs de grens met Afghanistan. Het wegdek is redelijk en grotendeels voorzien van asfalt. Er is weinig verkeer en de omgeving bestaat vooral uit rotsen en stenen. Op plekken waar een zijriviertje van de hellingen omlaag komt zetten is het groen en meestal zijn daar ook dorpjes te vinden. Opvallend is dat de begroeiing meestal uit populieren bestaat, terwijl dat notoire waterverbruikers zijn; iets wat je in deze droge omgeving niet zou verwachten. De dorpjes liggen aan beide zijden van de rivier en tellen meestal niet meer dan enkele boerderijtjes. Rondom de dorpen liggen akkers waar vooral graan wordt verbouwd. Naast de huizen liggen moestuinen waar tomaten, komkommers, pompoenen en aardappels groeien. Niet alle huizen hebben een wc; soms wordt deze gedeeld met de buren. De wc is in het beste geval een hokje met een gat in de grond, maar soms is het niet meer dan een lap plastic die rond een paar palen is gespannen. Als er al een dak is, is dat vaak zo laag dat je automatisch een hurkhouding aanneemt. De zijriviertjes worden boven het dorp afgetakt en diverse stroompjes vloeien door het dorp. Dit is meestal de watervoorziening van de huizen en als verwende, westerse toerist twijfel ik vaak of ik dit als drinkwater wil gebruiken omdat ook het vee hier doorheen loopt. De huishoudens zijn vrijwel geheel zelfvoorzienend en winkels zijn schaars. Als er al een winkel is bestaat de inventaris meestal uit rijst, macaroni, snoepgoed, biscuitjes en soms zonnebloemolie. Heel soms is er ook frisdrank in de vorm van namaak-cola en/of sinas, of 100% natuurlijk vruchtensap waarvan de inhoud onmiddellijk je neus doet omkrullen vanwege alle chemicaliën die zijn toegevoegd.
Die eerste dag gaat traag en na meerdere pauzes besluit ik al na 35 km om mijn tent op te zetten. Op het moment dat ik een vlak terreintje zie, houdt een man met een berg hooi op zijn rug me staande en vertelt dat hij een homestay heeft waar ik voor €5,00 kan overnachten inclusief diner en ontbijt. Dat sla ik niet af en gezamenlijk lopen we het dorp in. Bij de buren wordt een stoel gehaald zodat ik buiten kan zitten. In het huis is een ruimte met een verhoging waarop kleden liggen. Dit is de dagelijkse woon/slaapkamer van de familie. Er wordt een tafelkleedje neergelegd en ik krijg thee met brood en abrikozenjam. ’s Avonds bestaat het diner uit aardappelsoep met groenten en brood. De man is leraar Engels in het volgende dorp. Om er te komen moet hij dagelijks 9 km lopen. Zijn fiets is kapot en er zijn geen onderdelen om deze te repareren. Behalve zijn baan als leraar heeft hij een paar koeien en schapen die in de zomer op de bergweiden worden gehoed. In het najaar komt het vee naar beneden en wordt op stal gehouden. Het hooi dat de man met zich mee torste is daarvoor bedoeld.



De volgende dag rijd ik verder naar Ishkashim, een van de weinige plekken waar je de grens over kan naar Afghanistan. De weg is redelijk, maar de 70 km zijn net iets te ver voor mij en uitgeput stap ik af bij een hostel aan het begin van het dorp. In het hostel ontmoet ik een Fransman die met een Toyota Landcruiser en een gids een rondreis maakt door de Pamir. De Landcruiser is voorzien van een snorkel zodat hij bij wijze van spreken door de bedding van de rivier zijn reis zou kunnen maken. Toch weet deze man mij te melden dat hij zich ernstig zorgen maakt of hij het dorpje Langar, 100 km verderop wel zal kunnen bereiken. Ik kijk hem meewarig aan, wijs op mijn fiets en zeg dat ik diezelfde toch daarmee moet doen. Zonder te verschieten zegt hij dat het met een fiets altijd wel te doen is!!!???


Na Ishkashim begint de Wakhanvallei en het smalle dal waar ik doorheen gefietst ben wordt onmiddellijk een stuk breder en een echte vallei. De akkers worden veel groter, alsmede de dorpen waar ik doorheen fiets. Iedereen vindt het nog steeds leuk dat er fietsers langskomen en ik word overal uitbundig begroet. Vooral de kinderen reageren enthousiast en willen als het kan een ‘high five’ doen. Soms moet ik stoppen om dat voor elkaar te krijgen. Sommige moeders met peuters op hun arm zwaaien met de armen van de kleintjes onder het uitroepen van ‘hello!’.

Overal zijn mensen bezig om het graan te oogsten. Dat gaat niet met machines, maar met sikkels worden de aren afgesneden en daarna in schoven bij elkaar gebonden. Langs de weg lopen koeien te grazen en af en toe komt een kudde schapen voorbij.
Bibi Fatima
De route voert mij naar Bibi Fatima, een warmwaterbron die is vernoemd naar de dochter van Mohammed. De bron ligt enkele kilometers van de hoofdweg en ongeveer 400 m hoger. Bij de afslag stap ik af en neem een pauze. Al snel komt een man op me af die me voor 100 som naar de bron wil brengen in een aftandse 4×4. Ik twijfel, maar besluit het aanbod te accepteren nadat ik heb afgedongen tot 70 som. Eerst moet echter getankt worden en dus scheuren we naar het volgende dorp, tanken, en scheuren weer terug. De weg omhoog is erg steil en heel slecht; ik ben blij dat ik niet gefietst heb. Bij de bron aangekomen betaal ik 10 som en mag naar binnen.



Er is een kleine kleedruimte en daarna gaat het via een trap naar beneden waar je in een kleine ruimte komt van enkele vierkante meters. In de ruimte is nog een deel van de rotswand zichtbaar en er komt stoom van het water af. Voorzichtig laat ik me in het water zakken want het is bloedheet, maar al snel voel ik me ontspannen. Na het bad fiets ik terug naar beneden, rijd langs de ruïne van een oud fort en logeer in een homestay.
De vallei uit

De volgende dag bereik ik Langar, het meest oostelijk gelegen dorp in de Wakhanvallei. Vanaf Khorog heb ik langs de Panj-rivier gefietst langs de grens met Afghanistan. Over een afstand van zo’n 200 km ben ik bijna 900 meter gestegen, maar om de vallei uit te komen moet ik nog eens 1500 meter omhoog naar de Kargushpas (4355 m) en dat over een afstand van ongeveer 90 km. Om terug op de hoofdweg, de M41 moet ik nog eens 20 km fietsen. Op dit traject is geen bewoning en afgezien van vele schaapsherders met hun kuddes is er geen mens. Ik krijg het aanbod om met een taxi te gaan, maar hoewel heel aanlokkelijk sla ik dat af. De klim uit het dorp begint onmiddellijk met een heftige haarspeldbocht en vooral in de bochten is het ongelofelijk steil.

Het wegdek is vanaf het begin heel slecht en ik vorder dan ook langzaam. Daar komt bij dat de hoogte mij parten begint te spelen. Bij de geringste inspanning sta ik te hijgen als een bezetene. Zelfs eten is een opgave omdat je tijdens het slikken niet kan ademen. Die dag fiets ik minder dan 20 km door het dal van de Pamir-rivier, maar nog steeds langs de grens met Afghanistan.
Het wegdek

De dagen daarna gaat het niet veel sneller. De weg ik afschuwelijk slecht. Er zijn drie hoofdklassen wegdek; grind, zand en wasbord. Daarnaast zijn combinaties mogelijk van deze vormen van wegdek. Wasbord is uiterst irritant omdat je eindeloos door elkaar gerammeld wordt, maar het is mogelijk om te fietsen, hoewel erg langzaam. In combinatie met grind is het echter bijna ondoenlijk. Grind is verschrikkelijk omdat je over de stenen stuitert en als je pech hebt stuit je op een steen die zo groot is dat je onmiddellijk tot stilstand komt. Stuifzand lijkt onschuldig, je stuitert niet zoals op grind of wasbord. Het grote minpunt van stuifzand is echter dat je na een halve meter stilstaat; je wielen zakken tot de velgen weg en daarna moet je duwen wat ontzettend zwaar is. Het is alsof je fiets wordt vastgezogen in het wegdek. Vooral wanneer het omhoog gaat, maar ook omlaag of vlak is duwen een verschrikkelijke klus.

Na 80 km bereik ik een militair checkpoint. Ik krijg brood en appels van de soldaten en vervolg mijn weg naar de pas. Op 4100 m besluit ik mijn tent op te zetten. Het is zo koud dat ik al om 6 uur in mijn tent lig, een uur voor de zon onder is. In plaats van te koken eet ik het brood van de soldaten met een blik sardines.


Ik val in slaap en begin de volgende ochtend vol goede moed aan mijn etappe op weg naar de hoofdweg. Na enkele uren bereik ik de pas die niet wordt aangegeven. Op mijn GPS zie ik dat het nog maar 20 km naar de verharde weg is en ik verheug me op de afdaling. Wederom gooit het wegdek roet in het eten. De combinatie van stuifzand, grind en wasbord maakt dat ik er ruim 3 uur over doe om het asfalt te bereiken.
Alinchur
Na nog eens 25 km kom ik aan in Alinchur, een opmerkelijk dorpje in de vlakte. Er is geen hoogbouw, alle huizen zijn wit en omgeven door een muur. Ik verblijf in homestay ‘Marco Polo’ en blijf een dag hangen omdat ik gesloopt ben.




Vanuit Alinchur is het een dag fietsen naar Murghab, ruim 100 km verderop, maar wel zo’n 500 m lager. Onderweg ontmoet ik Arne, een Duitse fietser die ik al eens in Turkije en later in Teheran had gezien.


Hoewel Murghab een stuk groter is, is ook hier geen elektriciteit. De Russen hebben ooit een netwerk aangelegd om het land van elektriciteit te voorzien en tijdens het fietsen heb ik overal de palen van dat netwerk zien staan, maar het is nooit onderhouden en nu hebben de huishoudens met genoeg geld een aggregaat om zichzelf van stroom te voorzien. Ook het hotel waar ik verblijf heeft een aggregaat en dat gaat om 7 uur aan. Tot die tijd is er geen warm water en ik moet stinkend een paar uur wachten tot ik mezelf kan verfrissen. Dat geldt ook voor drie andere fietsers die in het hotel zijn aangekomen.
Akbaital
Na Murghab fiets ik verder naar de Akbaital, de hoogste pas met een hoogte van 4655 meter. Al snel word ik ingelopen door Marc, een Zwitserse fietser. Gezamenlijk fietsen we verder en slapen in een homestay annex geitenboerderij.




Nadat de volgende ochtend de geiten zijn gemolken, niet door ons, fietsen we verder. De weg gaat heel geleidelijk omhoog tot ongeveer 3 km voor de pas. Het wegdek verandert in steenslag, wasbord en stenen en we vechten ons hijgend een weg naar boven. Op de pas is koud en nadat we foto’s hebben genomen fietsen we gauw naar beneden. Al snel worden we geconfronteerd met een hevige tegenwind en het begint te sneeuwen. De weg is verschrikkelijk en wat een makkelijke afdaling leek, wordt een heftige uitdaging. De eerste vrachtauto die ons passeert die dag wordt door Marc tegengehouden en we liften mee naar Karakul, een dorpje zo’n 50 km verderop.




Karakol en de weg naar Kirgizië
Inmiddels zijn we nog ongeveer 60 km van de grens met Kirgizië, maar ’s nachts sneeuwt het en het is ’s morgens ijzig koud als we op de fiets stappen.


In de sneeuw zien we bandensporen en we weten dat Bas (Nederlands) en Daniel (Duits) vlak voor ons moeten zijn. Marc ziet ze door zijn verrekijker en zet de achtervolging in. Vlak voor de eerste van twee passen lopen we in en gevieren fietsen we verder. We lunchen op een betonnen constructie tussen de twee passen in en koken soep met wortels en boekweit.




Daarna gaan we op weg naar de tweede pas waar ook de Tadzjiekse grenspost is gevestigd. De formaliteiten zijn snel afgehandeld en we dalen over een heel slechte weg af door niemandsland naar de Kirgizische grenspost. Daar aangekomen moet Daniel zijn gitaar laten zien en moet een paar nummers spelen. Inmiddels is het na zessen en we moeten nog 30 km fietsen om in Sari Tash een hotel te kunnen vinden. In het donker komen we daar aan. We zijn compleet kapot, maar het is er redelijk warm, er is werkend wifi, elektriciteit, eten en bier. Geen douche, maar daarvoor zijn we toch te moe.
De laatste loodjes
Direct na Sari Tash volgen twee kleine passen en daar ontmoeten we twee Zwitserse fietsters, vriendinnen van Marc. Met z’n zessen dalen we af over een spectaculaire haarspeldbocht en kamperen een paar uur later in een zijdal van de Gulcha-rivier.



De weg blijft dalen tot ongeveer 1500 meter en ongeveer 70 km voor Osj, onze bestemming. Na het dorpje Gulcha volgt nog een pas van 2300 meter. Ik kan niet de motivatie vinden deze pas op te fietsen en lift mee op een vrachtauto samen met een van de Zwitserse fietsters. De anderen haken letterlijk aan bij vrachtauto’s en zo bereikt iedereen al snel de pas, met uitzondering van Daniel die wel het hele stuk fietst. We zetten onze tenten op, koken snel een maaltijd en bereiden ons voor op de laatste 60 km naar Osj. ’s Morgens vroeg vertrekken we al snel en we dalen met ongekende snelheden over goed asfalt. Soms fietsen we meer dan 40 km/u en na een paar uur bereiken we Tes homestay in Osj. Daar treffen we veel andere fietsers aan die we in de afgelopen weken eerder hebben ontmoet op de Pamir Highway. De vermoeidheid slaat toe en het kost een paar dagen om weer enigszins te herstellen.
Was het de moeite waard?
Tijdens mijn klim uit de Wakhanvallei heb ik heel vaak verzucht dat ik meer asfalt wilde. Ik zou iedereen aanraden om deze prachtige vallei te bezoeken, maar dan wel met het juiste materieel, zoals een Toyota Landcruiser, een Landrover Defender of een Lada. Van deze laatste rijden er nog heel veel rond in deze contreien en ook op weg naar Kargush heb ik er diverse gezien. Zou ik het nog een keer doen? Ik denk het niet. De 108 km van Langar terug naar de M41 hadden niet zoveel met fietsen te doen. Het was een gevecht om de fiets over dit traject mee te zeulen en ik heb meer gevloekt dan ik heb gedaan in jaren. Achteraf is het echter een geweldige ervaring en binnenkort is alle pijn en geworstel vergeten en denk ik er met veel genoegen aan terug.
Sjongejonge wat een prestatie …respect voor jou en de andere fietsers! Prachtig geschreven weer!
LikeGeliked door 1 persoon
r.e.s.p.e.c.t.
mooi geschreven. wat een verhaal
wederom succes met het vervolg. china is nabij
LikeGeliked door 1 persoon
Nog van harte gefeliciteerd!!!
Diep respect voor jouw inspanning.
In een herfstig Delft geniet ik van je belevenissen en fotowerk.
Fred Vl’broek
LikeLike
Wat ik me afvraag: hoe bewaak je je fiets en je bagage? Hoe zorg je dat die er nog steeds staat als je een winkel of een badhuis in gaat? Of is dat een typisch Kaaskopse zorg en speelt dat helemaal niet? Stoer verslag weer! Xxx
Oja, ik ben ook benieuwd wat je favoriete etappe is so far 🙂
LikeLike
Al vanaf het begin volg ik de vlogs van Bas op Youtube. Elke woensdag verschijnt er een nieuwe, en zojuist zat ik naar de nieuwste te kijken, en het was zo grappig om jou in het kielzog van Bas Osj binnen te zien rijden terwijl ik net gisteren over jouw aankomst daar gelezen had. Voelde een klein beetje alsof ik er ook bij was. 🙂
LikeLike