Han Cheng
Van Hua Shan fiets ik in noordelijke richting naar Han Cheng. ’s Morgens is het nog droog en over vrij kleine wegen fiets ik door het dal van de Gele Rivier, niet dat ik de rivier zelf zie want tussen de weg en deze waterweg ligt een uitgestrekt landbouwgebied waar geen doorgaande weg aanwezig is. Na enkele tientallen kilometers fiets ik langs een dijk waar zowaar een fietspad is aangelegd. De weg voert over de dijk, maar het fietspad ligt onderaan de flank en door de vele regen spoelt veel klei van het dijklichaam over het fietspad en vormt daar dikke plakkaten die spekglad zijn. De klei is erg plakkerig en binnen mum van tijd ziet mijn fiets eruit alsof ik weken over ongebaande paden en rivierbeddingen heb gefietst. In de middag begint het te regenen en ik ben dolblij als ik na negentig kilometer een hotel vind waar ik de nacht kan doorbrengen.
Het hotel ligt direct naast een toeristische attractie langs de oevers van de Gele Rivier. Je kan er met bootjes een tochtje maken, maar er is ook een compleet nieuw dorp gebouwd met grachten, een stadsmuur en een tempel. Naast het dorp ligt een grote parkeerplaats en het is de bedoeling dat Chinese bezoekers hier een indruk kunnen krijgen hoe het leven langs de rivier er vroeger uitzag. Je ziet dit veel; in China worden heel veel nieuwe ‘oude’ dorpen, forten, stadsmuren, tempels en andere historische locaties uit de grond gestampt. Een soort openlucht musea, maar dan geheel nieuw gebouwd.

Ik fiets richting Han Cheng, inmiddels een moderne stad, maar een groot deel van het historische deel is bewaard gebleven en de Confuciustempel moet erg de moeite waard zijn. De tocht gaat grotendeels over vlak terrein, maar op een gegeven moment moet het dal verlaten worden en klimt de weg naar het plateau waar de rivier zich in heeft uitgesleten. Daarbij zijn miljoenen kubieke meters klei meegevoerd en die geven de rivier zijn gele kleur. Door het plateau lopen vele tientallen zijrivieren die alle hun eigen dal hebben gevormd en die telkens zorgen voor afdalingen gevolgd door beklimmingen aan de andere zijde. De hellingen zijn niet heel steil, maar meerdere klimmetjes op een dag maken dat ik uiteindelijk vermoeid aankom in Han Cheng. Na tientallen kilometers dalen wacht me daar nog een verrassing, want de wijk met hotels ligt op een heuvel en om er te komen moet ik eerst nog een venijnige klim fietsen.
In twee goedkopere hotels word ik weggestuurd nadat men eerst heeft aangegeven dat er kamers beschikbaar zijn. Deze ervaring wordt door vele westerse reizigers gedeeld; niet alle hotels mogen westerse toeristen huisvesten en je wordt doorverwezen naar de duurdere hotels die wel een vergunning hebben. Zo ook hier, waar ik achter een scooter aan moet fietsen om een hotelkamer te kunnen bemachtigen. In het dure hotel wordt eerst €40,- per nacht gevraagd, maar ik weet dat terug te brengen tot €15 en besluit er twee nachten te blijven.
Langs de pagode met negen verdiepingen loop ik de volgende dag naar de benedenstad. Vanaf de pagode heb je een mooi uitzicht, maar het is erg heiig en mijn blikveld blijft beperkt tot enkele tientallen meters. Eenmaal beneden loop ik door een historisch straatje met veel winkeltjes en restaurantjes naar de rivier en bewonder de oude brug. Van daaruit is het een klein stukje naar de Confusiustempel, een enorm complex met veel kleinere tempeltjes versierd met roodgekleurde vlaggen en lampionnen.





Dangjiacun
Op enkele kilometers ten noorden van Han Cheng ligt Dangjiacun, een historisch dorpje dat volgens de Lonely Planet erg de moeite waard moet zijn. Ik rijd eerst langs een fietsenwinkel om een nieuwe helm te kopen; ik had mijn meegenomen exemplaar verloren tijdens een pauze in een enorme plensbui (niet goed vastgemaakt aan mijn tassen). Bij de winkel wordt ik op de foto gezet en als ik na 15 kilometer fietsen afstap om een tempel te bezoeken zijn er twee lokale fietsers die mij herkennen omdat de genoemde foto al via We Chat, de Chinese variant van Whats App is rondgestuurd.




Gezamenlijk fietsen we naar Dangjiacun waar ze ervoor zorgen dat ik gratis naar binnen kan. Het is inderdaad een aardig dorpje met tal van oude huizen, onder andere van de familie Dang, de naamgever van het dorp. Na een korte rondleiding fietsen zij verder, maar ik besluit te overnachten; volgens de Lonely Planet een bijzondere ervaring. Dat klopt, maar niet in positieve zin. Om half zeven word ik het lokale restaurant uitgegooid en zit de rest van de avond te wachten tot het tijd is om naar bed te gaan.
Zodra het licht is stap ik op mijn fiets om terug te keren naar Han Cheng. Van daaruit wil ik in westelijke richting door de bergen fietsen. Het rivierdal is niet bijzonder fraai en bovendien heel erg dicht bevolkt. Vanuit Han Cheng peddel ik langzaam naar boven en langzaam wordt de weg smaller en neemt de hoeveelheid groen toe. Na 40 km klimmen word ik echter tegengehouden door een personenauto. In de auto zitten drie mannen waaronder een politieagent die mij duidelijk maakt dat ik niet verder mag. Waarom is me niet duidelijk, maar ik begrijp dat het berggebied niet toegankelijk is voor toeristen. Misschien heeft het iets te maken met het Partijcongres dat nu plaatsvindt en dat veel Chinese ambtenaren erg nerveus maakt. De weg omlaag gaat gepaard met vele klimmetjes en ik bereik net voor zonsondergang mijn hotel.
Via de grote weg fiets ik de daaropvolgende dagen door het rivierdal en over het plateau terug naar Xi’an. Afgezien van de korte afdalingen en klimmetjes door de kleinere rivierdalen is de route vrij vlak. Bij een restaurantje stop ik om te eten, maar ik kan de menukaart niet lezen. Gelukkig hangt er een foto van een gerecht aan de muur en daarop wijzend geef ik aan dat ik dat wil eten. De foto is nogal vaag en ik had niet gezien dat er vis in het gerecht zat. Gewoonlijk staat het eten na een paar minuten op tafel, maar dat is nu niet het geval. Na een half uur stopt er een scooter voor het restaurant en de bestuurder heeft een plastic tas in zijn hand waarin een nog spartelende vis zit. Ik krijg vervolgens een enorme kom met vissoep die me bijzonder lekker smaakt, maar inmiddels is het zo laat geworden dat ik besluit ter plaatse een hotel te zoeken. Dat gaat makkelijk want de kok rijdt op z’n scooter voor me uit en zet me af bij een goedkope overnachtingsplek.
Ik fiets naar Fuping, een lange etappe van ongeveer 130 km, maar met weinig klimwerk en een plezierige rugwind is het goed te doen. In Fuping logeer ik in een hotel waar de kamers ook per uur worden verhuurd en op de kamer ligt een selectie condooms om de kort verblijvende gasten van dienst te zijn.
Na nog 75 km bereik ik Xi’an en ik bereid me voor op de bureaucratische hel die gepaard gaat met het verlengen van mijn Chinese visum en de aanvraag voor mijn Vietnamese visum. Ik zorg voor een vluchtreservering, talloze hotelreserveringen, kopieën van mijn paspoorten, banksaldo, een fictief reisplan en laat nieuwe pasfoto’s maken. Ik fiets naar het Public Security Bureau en laat mij ter plaatse van het kastje naar de muur sturen. Het valt echter heel erg mee en al na een half uur krijg ik te horen dat mijn visum een week later kan worden opgehaald. Voor het Vietnamese visum moet ik naar een reisbureau dat mijn andere paspoort nodig heeft. Het is lastig te vinden, maar dankzij een vriendelijke Chinees die mij een gebouw in sleept en me bij de lift aangeeft dat ik naar de dertiende verdieping moet is ook die klus snel geklaard.
Pingyao
Met een kopie van mijn paspoort reis ik de volgende dag naar Pingyao, een historisch stadje op zo’n 700 km van Xi’an. De hoge snelheidstrein doet er drie-en-een-half uur over. Ik heb hier afgesproken met Inge en Riemer die even later aankomen met de trein uit Beijing. Het is bijzonder om na zoveel maanden eindelijk weer eens bekende gezichten te zien en het is erg gezellig.





Met z’n drieën bekijken we de stad, lopen over de stadsmuur en genieten van de Chinese keuken. In tegenstelling tot vele andere steden zijn de huizen in de binnenstad niet gesloopt en vervangen door betonnen hoogbouw en dat geeft Pingyao een bijzondere sfeer. Aan de straatjes liggen veel winkeltjes afgewisseld met historische panden en tempels. Overal hangen rode lampionnen en nationale vlaggen die fel afsteken tegen de grijze en bruine panden. Ook voor Chinezen is dit een gewilde bestemming en grote groepen lopen door de stad om kennis te nemen van de geschiedenis.

Vanuit Pingyao nemen we de trein terug naar Xi’an en arriveren in de middag in het Han Tanghostel waar we Elma en Ab treffen. Al maanden voor mijn vertrek uit Nederland had ik met hen afgesproken om gezamenlijk een deel van Zuid China te fietsen en via Laos naar Thailand te rijden. Omdat ik echter besloten had om niet naar Myanmar te gaan vanwege de repressie van de moslim minderheden in dat land, is de bestemming gewijzigd en gaan we naar Hanoi. De reden dat we in Xi’an hebben afgesproken is het Terracotta leger dat we allen graag willen bewonderen.
Het Terracottaleger
Vanaf het hoofdstation van Xi’an vertrekken bussen naar het beroemde Terracotta leger en na een busrit van een uur komen we aan op een groot parkeerterrein. Na eerst verkeerd te zijn gelopen weten we uiteindelijk de ingang te vinden en lopen door een park naar een terrein waar enkele grote gebouwen staan. We gaan als eerste een groot gebouw binnen dat van buiten een beetje doet denken aan een vliegtuighangar en opeens staan we oog in oog met een leger van Terracotta soldaten.

Ik had natuurlijk al eerder foto’s gezien van dit leger, maar die doen geen recht aan wat je hier ziet. Rijen standbeelden staan opgesteld alsof ze ieder moment ten strijde kunnen trekken in een hal van gigantische afmetingen. Het leger stond oorspronkelijk in lange gangen die waren afgedekt met dikke stammen. Ook de Chinezen zelf komen hier massaal op af; het record aantal bezoekers op één dag ligt boven de 400.000.

Na deze hal met vooral infanteristen bezoeken we hal 2 waar de cavallerie staat opgesteld. Hier is nog veel van de dakconstructie bewaard gebleven en de opgravers zijn in veel gevallen (nog) niet dieper gegaan waardoor je nu neerkijkt op het dak van de ‘stallen’ waarin de paarden en strijdwagens staan. In hal 3, de kleinste van de drie stond het commandocentrum en hier staan vooral veel officieren opgesteld.


We brengen ook nog een kort bezoek aan een hal waarin twee miniatuur bronzen strijdwagens, met een vierspan bronzen paarden ervoor staan opgesteld.


Deze zijn gevonden nabij het mausoleum van de keizer Qin dat op enkele kilometers van het leger is gelegen. Ook het mausoleum bezoeken we, maar we raken niet erg onder de indruk van de enorme berg grond die oorspronkelijk meer dan honderdvijftig meter hoog moet zijn geweest. Rondom het mausoleum zijn nog enkele opgravingsputten te bezoeken, maar deze kunnen ons niet echt bekoren. Voor Chinezen is het echter een gewilde bestemming, want massaal komen ze ook hier een kijkje nemen, hoewel ook zij de opgravingen laten voor wat ze zijn.
Afscheid
De volgende dagen ben ik bezig met het ophalen van mijn Chinese en Vietnamese visum en reparatie van mijn fiets. Gezamenlijk maken we nog een paar wandelingen door de stad.



Ik neem afscheid van Inge en Riemer die met de trein verder reizen naar Guilin en ’s morgens in alle vroegte vertrekken. Elma, Ab en ik gaan met onze fietsen naar het station om deze op de trein naar Zhangjiajie te zetten; passagiers en fietsen kunnen niet in dezelfde trein. Met behulp van een vertaal app en een aardige dame die ons helpt is het vrij snel geregeld en lopen we de stad weer in. We bezoeken nog een tempel en komen tegen vier uur weer aan bij de stadsmuur. Het is mooi weer en daarom besluiten we fietsen te huren en over de stadmuur te fietsen. Het is druk en vele Chinezen, maar ook enkele westerse toeristen fietsen over de 14 km lange stadsmuur. Tegen middernacht gaan we met de taxi naar het station om op de trein te stappen die ons na een reis van 18 uur in Zhangjiajie moet brengen en ik neem eindelijk afscheid van Xi’an.

Mooie verhalen weer Everhard. Een fijne, goede en gezellige reis verder.
LikeGeliked door 1 persoon
Wat een prachtig verslag weer en ontzettend mooie foto’s.
LikeGeliked door 1 persoon